Groninger Minimum Spreeknormen

De taalontwikkeling verloopt bij kinderen in een bepaalde volgorde. Het tempo waarin kinderen de fases doorlopen zal per kind verschillen, want voor elk kind geldt dat het zich in zijn eigen tempo ontwikkeld. Maar wanneer verloopt de taalontwikkeling van je kindje zich normaal? Wanneer moet je je zorgen gaan maken? Om hierop een antwoord te krijgen heeft Prof. Dr. S.M. Goorhuis-Brouwer de Minimum Spreeknormen ontwikkeld. Bij de Minimum Spreeknormen gaat het om de minimale prestatie waaraan een kind zou moeten voldoen. Voor 90% van de kinderen geldt dat ze het beter doen dan er in de Minimum Spreeknormen staat vermeldt. Mocht je toch bezorgd zijn over de taalontwikkeling van je kind, dan kan een logopediste een taalontwikkelingsonderzoek uitvoeren en gespecialiseerde hulp bieden als dit nodig is.

De Groninger Minimum Spreeknormen (Dr. S.M. Goorhuis-Brouwer)

0 – 1 jaar

  • Huilen, lachen en kraaien
  • Spelen met de stem, lippen, tong en gehemelte (vb. ‘ah’, ‘eh’)
  • Luisteren naar de stem van mama en kijken naar haar mond
  • Brabbelpatroontjes worden steeds langer en ingewikkelder (vb. ‘baba’, ‘dadada’).

1 jaar

  • Veel en gevarieerd brabbelen
  • De klanken zijn afhankelijk van de voorkeur voor het bewegen van de lippen, tong, gehemelte.
  • Brabbelen wordt steeds meer een manier om contact te maken.

1 ½ jaar

  • Het kind kent tenminste 5 woordjes (vb. ‘mama’, ‘papa’ , ‘eten’, …).
  • De woordopbouw is nog onvolledig (vb. ‘paard’ = ‘taat’, ‘paraplu’ = ‘papu’).
  • De verschillende klanken kunnen nog “neuzig” zijn. Zowel orale als nasale klanken komen voor.

2 jaar

  • Het kind spreekt in zinnen van twee woordjes (vb. ‘koek hebben’, ‘poes ook’, …).
  • De woordopbouw is vaak onvolledig (vb. ‘stoel’ = ‘toe’, ‘boterham’ = ‘bopam’).
  • Verschillende klanken kunnen nog “neuzig” zijn. Zowel orale als nasale klanken komen voor.
  • Hiernaast gebruikt het kind brabbels en éénwoorduitingen.

3 jaar

  • Het kind spreekt in zinnetjes van drie tot vijf woorden.
  • Deze zinnetjes hebben nog weinig grammaticale structuur. De opbouw van de zinnetjes wijkt nog sterk af van die van volwassenen.
  • Opvallende nasaliteit is nu meestal verdwenen. De “neuzige” klanken komen nu meestal niet meer voor.
  • 50% tot 70% van wat het kind op deze leeftijd zegt, is verstaanbaar voor anderen.

4 jaar

  • Het kind spreekt in enkelvoudige zinnetjes.
  • De zinsbouw is al beter maar er zijn vaak nog problemen met het meervoud en de vervoegingen van het werkwoord.
  • 75% tot 90% van wat het kind zegt, is voor anderen verstaanbaar. Bij ‘verstaanbaarheid’ moet u vooral denken aan het helder en duidelijk uitspreken van woorden.

5 jaar

  • Het kind gebruikt nu goedgevormde, ook samengestelde zinnen.
  • De zinslengte en woordvolgorde gaan steeds meer lijken op de taal van volwassenen, maar het taalgebruik is vaak nog concreet.
  • Meer dan 90% wat het kind zegt, is verstaanbaar.

Comments are closed.